Herstelproces

Opsluiten a.u.b.

Soms kom ik dagen nergens.  Hoewel ik weet dat alles beter is dan me opsluiten in mijn eigen huis en hoofd, onderneem ik geen actie ook maar iets te veranderen. Ik wil er niet uit. Geen confrontatie met de buitenwereld die om me heen raast.  Geen blikken, geen prikkels,  geen verleiding. Geen oordelen, geen verwachtingen, geen lawaai.

Een aantal jaren geleden kon ik niet anders dan opgaan in de menigte.  Met genoeg geluid om me heen om mijn eigen herrie te overstemmen. Zoveel gelach om mijn emoties te doen verstommen. En bovendien met meer dan voldoende drank om mijn onrust te dempen. Zo overleefde ik mijn chaotische en onoverzichtelijke leegte van binnen. En altijd als ik thuis kwam, op welk uur dan ook, zat Poes op me te wachten. Zittend op de piano met haar voetjes tegen elkaar aan en haar staart comfortabel om zich heen gewikkeld. Als ik dronken was, keek ze kritischer dan anders maar altijd vol liefde. Het kan ook zijn dat ze op eten zat te wachten, maar ik ga uit van het eerste.

Ik merk ook aan de mensen bij wie ik thuis kom, dat het dier in huis hun alles is. Meestal zijn het honden. Soms katten, vissen, kikkers, kippen en van de week een vogel. Een vogeltje eigenlijk. Ik verkeek me erop, want voor ik het wist werd ik gebeten door die mini-papegaai.  Half in shock staarde ik met wijd open ogen naar de snavel om mijn vinger, precies tussen het eerste en tweede kootje. Het kleurige beestje trok zich nergens iets van aan en beet alsof zijn leven ervan afhing. Een druppel bloed kwam langs het puntje van zijn bek naar buiten. Hij moet al die weken zijn strategie hebben bepaald. Hij moet geweten hebben dat ik niet van vogels houd. Hij moet het juiste moment hebben afgewacht voor hij onverwachts tot de aanval overging. Dat kon niet anders! Ik wist niet wat ik moest doen, het enige wat ik wilde was dat beest weg, dood het liefst. En begrijp me niet verkeerd, ik ben echt een dierenliefhebber. Ik doe geen vlieg kwaad. Het ergste was op dat moment dat niemand wist wat te doen. Iedereen in de kamer, we waren met z’n drieën, staarde naar die snavel!

Toen vloog hij weg. Hoewel ik van binnen ontplofte en achter die vogel aan wilde, grijnsde ik. Iedereen grijnsde.

‘Wat bleef jij rustig, zeg!’

Rustig? Nee! Ik wil hem vermoorden! Dat beest moet opgesloten worden!

‘Ach ja,’ hoor ik mezelf zeggen,’ Ik blijf heel kalm in stresssituaties…’

Shanna